Wasbeer
Uiterlijk van de Wasbeer
De wasbeer is herkenbaar aan het karakteristieke zwart met witte gezichtsmasker en de ruige staart. De staart heeft meestal 4 tot 10 zwarte ringen. Door grijze strepen boven en onder het masker, valt hij nog meer op. De wasbeer heeft een brede kop met een spitse snuit. De oren zijn kort en afgerond en het lichaam is gedrongen, zijn poten zijn lang. Aan de voorpoten heeft hij vrij lange tenen , die wijd uitgespreid kunnen worden. Hij kan zijn nagels niet intrekken.


De wasbeer heeft een kop-romplengte van 48 tot 90 centimeter. De schouderhoogte is ongeveer 30 tot 35 centimeter. En kan 3 tot 15 kilo wegen. De staart is ongeveer 20 tot 40 centimeter lang. De wasbeer is ongeveer even groot als de vos. De wasbeer beweegt zich voort in een langzame gang met de kop laag bij de grond, de rug gekromd en de staart laag. Toch kan hij, als het nodig is, zeer hard rennen. De wasbeer is ook een zeer goede zwemmer en klimmer. Tijdens het zwemmen blijft de kop boven water en wordt de staart gebruikt als roer.
De Wasbeer, Leefgebied en voedsel
De wasbeer komt oorspronkelijk uit Noord- en Midden-Amerika. De wasbeer heeft een groot aanpassingsvermogen en bewoont daardoor een groot aantal biotopen, zijn voorkeur gaat toch uit naar bosrijke gebieden, voornamelijk loofwouden, met meren en waterstroompjes. Wasberen leven solidair of in kleine familiegroepen. Meestal overlapt het woongebied van een mannetje met één tot drie vrouwtjes. Over het algemeen zijn ze vooral ''s nachts actief. Een wasbeer gebruikt meerdere verblijfplaatsen, ondergrondse holen, boomholten of verlaten vogelnesten, soms op grootte hoogte. Ook omgevallen bomen en ruimtes tussen rotsen worden gebruikt.


De wasbeer is niet kieskeurig wat betreft zijn voedsel. Op het menu van de wasbeer staan in het water levende kleine dieren, insecten en regenwormen. Verder haalt de wasbeer vogel- en schildpadnesten leeg, waarbij hij de eieren en jongen verorbert. Ook is hij dol op vruchten als appels en pruimen, bessen, maïs, aardappels, noten als eikels en granen. Daarnaast voedt de wasbeer zich ook met aas en eetbare afvalresten.
Voortplanting van de Wasbeer
De paartijd van de wasbeer is van januari tot begin februari. Na een draagtijd van 60 tot 73 dagen kunnen er 3 tot 7 jongen worden geboren. Over het algemeen zijn het er 4 á 5. De jongen worden geboren in een hooggelegen boomholte. De jongen zijn blind en hebben een dunne vacht. Na ongeveer 2 maanden gaan ze met hun moeder mee op zoek naar eten. Gewoonlijk blijven de jongen bij de moeder tot de herfst. Na een jaar zijn de jongen geslachtsrijp. In het wild kan de wasbeer ongeveer 16 jaar worden, in gevangenschap is dat 20 jaar.
