Hermelijn
Uiterlijk
De hermelijn heeft een grijsbruine of beigebruine rug. De buik is gelig-wit. De staart van de hermelijn is lang en zwaar behaard. De punt is altijd zwart, ook als de hermelijn in de winter wit wordt. De rand van het oor is wit.


De hermelijn lijkt op de wezel maar is een stukje groter. Ze hebben een langgerekt soepel lichaam. Het mannetje kan tussen de 24 en 29 cm
groot worden en het vrouwtje tussen de 21 en 26 cm. De staatlengte ligt tussen de 8 en 12 cm. Mannetjes wegen tussen de 150 en 445 gram,
het vrouwtje tussen de 140 en 260 gram. De noordelijke populaties zijn kleiner van formaat.
Leefgebied en voedsel
De hermelijn komt voor in Europa, Noord-Azië, Alaska, Canada, Japan, het westen en noordoosten van de Verenigde Staten, de Himalaya en de Kaukasus. Ze hebben voorkeur voor gevarieerd landschap met bossen en weilanden, vochtige gebieden en in de duinen.


De hermelijn verbruikt tijdens de jacht veel energie door zijn snelle en vele bewegen. Doordat het zo'n actieve jager is, heeft hij
behoefte aan een geregelde voedselopname, anders kan het hem fataal worden. Tijdens de jacht gebruikt hij zicht, gehoor en reuk.
Op het menu van de hermelijn staan kleinere zoogdieren zoals ratten, muizen, insecten en woelratten. Ook kikkers, vogels, konijn en haas,
maar dan in mindere mate.
Voortplanting
De paartijd van de hermelijn is in mei en juni. Het jaar erop worden 5 tot 12 jongen geboren in april/mei. Zowel mannetje als vrouwtje houdt zich bezig met de verzorging van de jongen. Na 5 a 6 weken openen de jongen hun oogjes. Met 12 week kunnen de jongen goed jagen en zijn ze onafhankelijk. Mannetjes zijn na een jaar geslachtsrijp en vrouwtjes al na 4 weken. In het wild kan de hermelijn 2 jaar oud worden, in gevangenschap 10 jaar
