Panter Levenswijze
De jacht
De jacht beoefend een panter altijd volgens een vast patroon: hij jaagt vanuit een hinderlaag en immer alleen. Hij achtervolgt zijn toekomstige slachtoffers niet maar loert op ze,verborgen in een boomkruin of tussen het hoge gras, uitstekend gecamoufleerd door zijn gevlekte pels. Alvorens zich te verstoppen,verkent hij eerst de omgeving. Hoog in een boom bekijkt hij het landschap. Op zoek naar een toekomstig slachtoffer doorkruist de panter geruisloos zijn territorium. Al zijn zintuigen staan daarbij gespannen. Bij het minste gerucht, de geringste schaduw en elke geurvlaag houdt hij stil.


Dan sluipt hij, met zijn buik tegen de grond, zonder een geluid op het dier af dat hij heeft uitgekozen. De laatste meters die hem nog van zijn prooi scheiden legt de panter af met een snelheid tot 60 km per uur, in 2 of 3 sprongen van bijna 6 meter lengte en soms tot 3 meter hoogte. De slotaanval waarin de prooi word gedood duurt slachts enkele seconden. Als het om een klein dier gaat, zoals een knaagdier of een aap, wordt dit bij de nek gepakt. Gaat het echter om een groter dier, zoals een gazelle, een impala of een antilope, dan wordt het bij de keel gepakt en door verstikking gedood.Een panter heeft slechts 1 op de 4 keer succes, ondanks zijn weergaloze natuurlijke jachtaanleg. Om het niet te verspelen brengt een panter zijn prooi die hij net heeft gedood in veiligheid. Hij hijst het kadaver in een boom waar het buiten bereik is van jakhalzen en hyena''s. Nou hoeft het alleen nog tegen gieren worden verdedigd.
De maaltijd
Als hij zijn prooi op een rustig plaatsje heeft, begint hij hem op zijn gemak te verorberen. Om te beginnen scheurt hij de buik van het slachtoffer open om er de ingewanden uit te halen. Hij verslindt dan gelijk het hart, de nieren en de lever. Dan worden de darmen en de maag onder een laag gras, aarde of bladeren verstopt. De maaltijd wordt beëindigd met het opeten van de tong, ogen en de neus. De rest van het kadaver wordt, met het oog op eventuele aaseters, verborgen. Meestal stopt hij het in een holte van een boomvork om het later misschien nog op te eten


De prooi
De panter valt over het algemeen alleen zoogdieren aan die net zo groot zijn als hij of kleiner zijn dan hij zelf. Hierdoor hoeft hij de concurrentie niet aan te gaan met andere roofdieren, zoals leeuwen en tijgers, die zich vooral op grotere prooidieren richten. In Azië vergrijpt hij zich vooral aan herten, wilde zwijnen, kalveren van wilde runderen, steenbokken, wilde schapen en apen, met name makaken en bavianen. In India heeft men waar kunnen nemen hoe een aantal exemplaren samenwerkte bij de vangst van een aap. Een van de panters joeg het slachtoffer uit de boom waarin het zijn toevlucht had gezocht, terwijl een andere de sprong naar beneden van de aap afwachtte, waardoor deze geen kans had de dans te ontspringen. En dat terwijl de katachtige vrijwel altijd alleen op pad gaat.
In het Afrikaanse woud jaagt de panter op duikers en penseelzwijnen, terwijl op de savanne antilopen, impala''s en gazellen zijn normale voedsel vormen. Allerlei knaagdieren, hazen en klipdassen worden echter ook niet versmaad. Lange tijd vormde vee ook een gemakkelijke prooi voor de panter. Dit had als gevolg dat hij zo medogenloos door de mens is vervolgd dat hij met name in sommige delen van zuidelijk Afrika compleet werd uitgeroeid. Doordat de panter weet dat gezonde volwassen dieren aan hem zouden kunnen ontkomen, richt hij zich meestal op zeer jonge of juist zeer oude dieren. Hierdoor zorgt hij voor gezondheid en evenwicht in de kuddes. In tijden van hongersnood neemt hij de toevlucht tot zeer kleine prooi, zoals vissen, reptielen en kikkers. Vogels staan veel minder vaak op de menulijst van de panter.
